blog

Acht levensvaardigheden

Onlangs heb ik in Nijkerk een verhaal gehouden over het ontwikkelen van identiteit (lees dit blog hierover). Daarbij heb ik de theorie van Erikson en Fowler gebruikt. Erikson beschrijft acht levensvaardigheden die een mens in zijn jonge jaren moet ontwikkelen. Fowler beschrijft de ontwikkeling van het geloof. Als je deze twee combineert kun je daarvan leren hoe je met kinderen en jongeren in de gemeente om kunt gaan. Hieronder volgt een korte beschrijving en toepassing per leeftijdscategorie.

Baby 0-2 jaar
Basisvaardigheid vertrouwen. Dit begint met hechting aan je moeder. Deze hechting is van levensbelang als je later mensen wilt leren vertrouwen. Ook Fowler koppelt deze fase aan vertrouwen. De basisvaardigheid vertrouwen heb je nodig om je later te durven toevertrouwen aan God.

Peuter 2-4 jaar
Basisvaardigheid: autonomie – ‘ikke zelluf doen’. We leren onszelf beheersen en zelf dingen voor elkaar te krijgen. Door teveel bescherming of juist te weinig bescherming in deze fase hebben we later in ons leven de neiging om aan onszelf te twijfelen en minder autonoom te zijn. Geloven wordt vooral gevormd door afkijken en meedoen – we hebben nog geen innerlijk ‘geweten’, maar houden ons aan de regels. Belangrijk in deze fase is het ‘zelluf doen’ – het nadoen en imiteren van volwassen gelovigen (zelf bidden, verhaaltjes vertellen, kaarsjes aansteken etc.)

Kleuter 4-7 jaar
Basisvaardigheid: initiatief nemen en doelen stellen. Belangrijk dat dit aangemoedigd wordt in je leven. In deze fase is het samen spelen ook heel belangrijk, daar ontwikkelen kinderen hun sociale vaardigheden. Ze leren zich ook meer inleven in anderen. In de geloofstheorie hebben we het dan over een ongeordend geloof: God is een realiteit, maar er is geen besef van chronologie bijvoorbeeld. In deze fase ga je door met zelf doen en gewoontevorming. Bij het opvangen van onze jongste broertjes en zusjes moeten we hier ook als gemeente al aandacht voor hebben. De plek waar de kinderen worden opgevangen moet veilig zijn en afgebakend. Dit betekent heel fysiek, maar ook hoe je als oppasser de kinderen opvangt. Een duidelijke structuur van wat er gaat gebeuren als je mee gaat naar de kerk en naar de crèche gebracht wordt bevorderd het gevoel van veiligheid voor een kind.

Schoolkind 7-11/12 jaar
Dit is de fase van de competentie. We leren vaardigheden om te kunnen meedraaien in de maatschappij: verantwoordelijkheid nemen en met anderen omgaan. Het kind in deze leeftijd is gretig om te leren. Net als in de vorige fase staan hier samen spelen en sociale vaardigheden ontwikkelen op een belangrijke plek in de ontwikkeling. Het is de fase waarin sprake is van een meer geordend geloof: het magische van God valt weg en tijdsbesef en kennis komen daarvoor in de plaats. De leeftijd bij uitstek om kinderen te leren over de chronologie in de Bijbel en te beginnen met het toepassen van die kennis in de praktijk. Voor de meeste kinderen van deze leeftijd in de gemeente is God reëel en vanzelfsprekend. Het is belangrijk ze mee te nemen in de rituelen van de gemeente, het kerkelijk jaar, de doop, het avondmaal. Ze kunnen daarin zeker al een stuk betrokkenheid en verantwoordelijkheid dragen. En ook in het met elkaar omgaan in de Bijbelclub kunnen ze bijvoorbeeld betrokken worden in de regels. Ook voor deze leeftijd geld dat het belangrijk is dat het veilig is en dat er structuur zit in wat er gebeurd op de Bijbelclub. Ook is dit een leeftijd bij uitstek om veel kennis te delen met ze over de chronologie in de Bijbel bijvoorbeeld.

Puberteit/adolescentie
Dit is de fase bij uitstek waar jongeren bezig zijn met hun identiteit en een begin moeten maken met het beantwoorden van de vraag: wie ben ik? En wat wil ik? Hoewel de meeste pubers graag bij hun ouders komen en van hen houden wordt langzaam de vriendengroep en de mening van deze groep belangrijker dan de mening van de ouders. Tot een jaar of 18 is er dan vaak nog sprake van een aanpassend geloof. Ik geloof omdat jij gelooft. De jongeren kunnen toegroeien naar meer verantwoordelijkheid en voeren graag een gesprek met je. En in dat gesprek kun je ze dan uitdagen om zelf na te denken: wat geloof jij eigenlijk? Bij deze leeftijd en ouder hoort ook het onderzoeken van mogelijkheden. Dat gebeurt, of je dat nu wilt of niet. Ik denk dat we dat, bijvoorbeeld op het gebied van geloof, beter samen met ze kunnen doen, dan het tegen te houden. Sommige jongeren hebben de behoefte om van alles uit te proberen, terwijl anderen vooral veel vragen en stellen of informatie zoeken op internet.

Jongvolwassenen
Vanaf een jaar of 18 spreken we over jongvolwassenen. Deze jongeren zijn bezig met het aangaan en ontwikkelen van duurzame relaties, bijvoorbeeld op het gebied van werk en vrienden. En oefenen hiermee de vaardigheid intimiteit, die ook voor het aangaan van liefdesrelaties nodig is. Fowler spreekt in deze fase van een persoonlijk geloof. Jongvolwassenen maken keuzes over wie ze willen zijn en een keuze voor het geloof is hierbij verbonden. Onder deze groep jongeren komen we vaak mensen tegen die belijdenis willen doen of juist er toe komen om zich uit te schrijven uit de gemeente.
Uit diverse onderzoeken die ik tegenkwam, en ook wel uit de praktijk, blijkt dat jongeren die werken eerder ook andere keuzes maken, dan jongeren die nog gaan studeren, die blijven langer in het onderzoeken van de vorige fase hangen.

Inmiddels is de wetenschap zo ver dat er algemeen aangenomen wordt dat de 8 leeftijdsfasen niet afgebakend zijn en dat je vaardigheden die je in je jongere jaren gemist hebt tot op zekere hoogte nog kunt aanleren als je ouder bent. Globaal genomen kunnen we dus wel zeggen dat je op een bepaalde leeftijd met een bepaalde levensvaardigheid aan het oefenen bent. En hoe beter je dat lukt, hoe meer baat je daarbij hebt in de volgende levensfase. Het helpt je bij het ontwikkelen van je identiteit. Ik denk dat het ontwikkelen van je geloof parallel loopt met het ontwikkelen van je identiteit. Je kunt die twee niet los zien van elkaar. Juist daarom is het belangrijk in alle fases van de ontwikkeling van kinderen en jongeren als ouders en gemeente het geloof voor te leven en ze daarin voor te gaan.

Voor dit verhaal heb ik gebruik gemaakt van diverse bronnen. Onder andere de Wikipedia pagina van James W. Fowler (engels) en twee artikelen uit Psychologie Magazine ‘De 8 levensvaardigheden‘ en ‘Vind je levenspad‘ (volledig te lezen met Blendle)

Een gedachte over “Acht levensvaardigheden

Plaats een reactie